Onderzoek
Resultaten onderzoek RUG
In de periode 2018 t/m 2021 heeft onderzoeker Rik Veldhuis, onder leiding van hoogleraar Chris Smit bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), onderzoek gedaan naar de jeneverbes. De jeneverbes populaties in Europa zijn de afgelopen decennia hard achteruit gegaan, zo ook in Nederland. Gebrek aan verjonging is een van de problemen. De kwaliteit van de Nederlandse bessen is erg slecht in vergelijking met de rest van Europa. Vraag in dit onderzoek was wat de effecten zijn van stikstofdepositie en mycorrhizerende schimmels op de jeneverbes. Dit onderzoek is afgerond. Klik hier voor de rapportage over dit onderzoek Klik hier voor het nieuwsbericht uit 2021 over dit onderzoek.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de Nederlandse jeneverbessen een tekort hebben aan voedingsstoffen: vooral de gehaltes aan calcium en kalium in Nederlandse jeneverbes zijn laag. Deze voedingsstoffen zijn geassocieerd met zaadkwaliteit. Stikstofdepositie zorgt voor bodemverzuring en uitspoeling van voedingsstoffen zoals calcium, kalium en magnesium. In het onderzoek is gekeken of die voedingsstoffen met beheersmaatregelen zijn op te krikken.
Voor het onderzoek is gewerkt met stekken afkomstig van het Drouwenerzand en het Mantingerzand. De stekken zijn eerst in het lab in potgrond gezet zodat ze wortels konden vormen. Met deze stekken zijn twee veldexperimenten gedaan.
- Er is gekeken wat het effect is op de stekjes van toevoeging van voedingsstoffen aan de bodem. Toegevoegd zijn Dolokal (kalk) en Dolokal + Eiffelgold (steenmeel). Kalk verhoogt pH, calcium en magnesium in de bodem en vervolgens ook calcium en magnesium in de jeneverbesnaalden.
Eiffelgold verhoogt ook een heel palet aan voedingsstoffen in de bodem. - In een tweede experiment zijn de effecten van mycorrhizerende schimmels onderzocht. Dit soort schimmels helpen planten (in het algemeen) met opname van voedingsstoffen en met het omgaan met droogte. Planten geven daar suiker voor terug. De relatie tussen jeneverbes en mycorrhizerende schimmels is echter niet eerder onderzocht.
Met kokers waar schimmeldraden wel in kunnen groeien, maar plantenwortels niet uit, is het effect van die schimmels onderzocht. Hieruit bleek dat mycorrhiza normaal gesproken de groei van jeneverbessen stimuleren. Echter als er in de bodem een gebrek aan calcium, magnesium en/of natrium is valt dit positieve effect weg (schijnbaar stopt de samenwerking dan).
Conclusies uit het onderzoek:
- Aan de bodem toegevoegde voedingsstoffen worden opgenomen door de jeneverbes, wat de jeneverbessen gezonder maakt.
- Uitspoeling van nutriënten (bijvoorbeeld door stikstofdepositie) tast direct de jeneverbes aan, maar ook indirect via de verminderde samenwerking met mycorrhizerende schimmels.
Onderzoek naar de jeneverbes, het mysterieuze icoon op de Drentse hei
De groei van jonge jeneverbesstruiken in Drenthe is beperkt. Onderzoek moet duidelijk maken waarom de smaakmaker op de hei het zo moeilijk heeft (dec 2018). De hark gaat door het vak, onderzoeker Rik Veldhuis van de Rijksuniversiteit Groningen woelt de grond los. Midden op de heide van het Drouwenerzand liggen binnen een omheining 36 kale vakken, bestemt voor 75.000 jeneverbessen.
,,Wij doen onderzoek naar de verjonging van de jeneverbes, want daar gaat het niet goed mee”, stelt Veldhuis. In de vakken experimenteert hij met verschillende zaden om erachter te komen op welke ondergronden de iconische struik het best groeit.
De jeneverbesstruik is nog steeds een mysterie. De grote struiken die je ziet zijn vaak ouder dan honderd jaar, maar wij weten niet waarom er geen verjonging plaatsvindt. Op sommige plekken schieten ze omhoog en op andere plekken helemaal niet.”
Verschillen tussen heidevelden
En die onwetendheid steekt. Bij het gilde, bij natuurbeschermers en bij de onderzoekers. Op het Drouwenerzand groeien meer dan 300 jonge jeneverbessen, op het Dwingelderveld meer dan 1000. Maar in bijvoorbeeld het Balingerzand, het Mantingerzand en de Kampsheide groeien ze nauwelijks, terwijl daar wel volwassen struiken staan.
,,We hebben er nu twee jaar voorbereidend onderzoek opzitten”, zegt Veldhuis. ,,Wat opvalt is dat ook binnen natuurgebieden grote verschillen zijn. Het kan zo zijn dat er een ruimte van twintig bij twintig meter is waar er heel veel groeien en een paar meter verderop een stuk is waar er geen groeit. Hopelijk is dat over twee jaar duidelijk.” Dan moet namelijk het onderzoek afgerond zijn.
Stikstof de boosdoener
Veldhuis ziet de uitstoot van stikstof als voornaamste boosdoener van de beperkte opkomst van jonge struiken. ,,Als stikstof neerslaat komen er meer nutriënten in de grond, waardoor er grassen groeien die er voorheen niet waren. Daarnaast verzuurt de bodem. We kijken of het tegengaan van bodemverzuring met kalk helpt. Ook gooien we wortels en sporen van bepaalde schimmels in de bodem, waar de jeneverbes een samenwerking heeft bij het opnemen van voedingsstoffen.”
In het vak strooit de onderzoeker de zaden. Daarna worden ze de grond ingestampt met hulp van gedeputeerde Henk Jumelet (CDA) en Sonja van der Meer, directeur van stichting Het Drentse Landschap. Jumelet: ,,Drenthe is natuur, het is belangrijk dat de jeneverbes als typisch Drents beeld behouden blijft.”
Voor het onderzoek van Rik Veldhuis (Rijks Universiteit Groningen), zijn proefvelden aangelegd op het Drouwenerzand en het Mantingerzand. Het programma ROEG! van RTV Drenthe maakte een reportage op het Mantingerzand.
Ook Vroege Vogels besteedde aandacht aan dit onderzoek van de RUG in een reportage met Chris Smit en Rik Veldhuis.
Onderzoek 2012
Het Jeneverbesgilde en de Rijksuniversiteit Groningen zijn in het najaar van 2012 gestart met een onderzoek naar de verjonging van Jeneverbes en hun overlevingskans na kieming. Daartoe wordt in de natuurgebieden gekeken naar het aantal jonge jeneverbessen. Gelukkig komen op veel plaatsen behoorlijk wat jonge jeneverbessen voor. Deze jonge planten worden met behulp van GPS vastgelegd op kaart, zodat de individuele planten een aantal jaren te volgen zijn. Door ze te volgen komen we er achter of er sterfte optreedt tijdens de jonge fase. Tot nu toe is daar onvoldoende zicht op.
Tijdens de vrijwilligersdag van 29 september 2012 is er al geoefend met de GPS, onder het motto; Met de GPS op de Bres. Uiteraard zijn er vele vrijwilligers betrokken bij dit onderzoek. Het onderzoek is dit jaar gestart in het Drouwenerzand.
Inmiddels is het onderzoek in vele natuurterreinen gaande. De komende tijd hopen wij u daarvan op de hoogte te houden. Duidelijk is inmiddels wel dat het aantal jonge jeneverbessen verre de aantallen van de Quick scan 2005 zullen overstijgen. Een bemoedigend beeld!
2014 – Mantingerzand (vrijwilligersdag)
De jaarlijkse vrijwilligersdag vond dit jaar plaats in het Mantingerzand. Na een inleiding van Marijke Drees en Bernhard de Vries werd onder leiding van Ronald Popken een bezoek gebracht aan het Mantingerzand. Dit gebied is nog steeds één van de parels in Drenthe als het gaat om jeneverbessen. De oudere struwelen staan er overwegend vitaal bij, maar verjonging komt nog maar zeer beperkt op gang. Bernhard de Vries heeft hier al onderzoek lopen vanaf 1967, speciaal gericht op de paddenstoelen en mossen in combinatie met jeneverbes. Ronald Popken heeft ons het nodige verteld over de meest recente onderzoeken. Het werd een boeiende middag waarbij weer veel informatie is uitgewisseld.
2014 – Mantingerveld
Op 9 april 2014 hebben Silvia van Straten en Albert Kerssies de jonge jeneverbessen in het Mantingerveld opnieuw bezocht. Opmerkelijk is dat er na deze winter geen vraatschade te constateren is. Dat was na zo'n zachte winter waarschijnlijk ook wel te verwachten.
De jonge exemplaren staan er overwegend vitaal bij, maar een enkele ziet echter weinig vitaal uit. Het bijzondere is dat je elke keer nog wel weer een 'nieuwe jonge' ontdekt.
Inmiddels gaat het om 18 jonge jeneverbessen, nog niet veel maar toch! Er is een goed begin. Sommige jonkies hebben evenwel ook al bessen, daarom is het soms een vraag hoe oud deze jonkies zijn. Als de struiken hoger zijn dan één meter worden ze niet meer opgenomen in de boekhouding. Dan ontgroeien ze het jonge stadium.
2013 – Drouwenerzand
Om elkaar te inspireren en op de hoogte te brengen van de laatste stand van zaken met betrekking tot het verjongingsonderzoek werd deze dag georganiseerd. Een rondgang langs de aanwezigen leerde dat in bijna alle onderzochte gebieden verjonging van jeneverbes voor komt. Wel zijn de aantallen zeer wisselend, van enkele exemplaren tot ruim driehonderd jonge struiken. De vitaliteit is overwegend goed, maar soms sterven ook enkele exemplaren om onverklaarbare redenen.
Na de lezing werd er een bezoek gebracht aan het Drouwenerzand onder leiding van Bertil Zoer van Het Drentse Landschap. In het Drouwenerzand komen opmerkelijk veel jonge jeneverbessen (honderden) voor, wel sterk afgevreten door de schapen. Het zijn nu veel platte struiken die er overigens vitaal bij staan. Ze groeien tot nu toe meer in de breedte dan in de hoogte. Deze middag was een geslaagde middag mede dankzij het bezoek aan het Drouwenerzand.
2012 – Boswachterij Dwingeloo
Vak 33 van de boswachterij Dwingeloo werd in november 2012 onderzocht door Henk Barendse, vrijwilliger bij Staatsbosbeheer, op aanwezige jonge jeneverbesstruiken. Hiertoe werd met behulp van piketten het gebied in stroken van ongeveer vijftien bij twintig meter in noord-zuid richting afgezocht. Er werden 66 jonge struiken aangetroffen, in grootte variërend van 50 tot 350 centimeter hoogte.
Van de aangetroffen 66 jonge jeneverbesstruiken werden de gegevens vastgelegd overeenkomstig het model van de universiteit Groningen. Elke struik werd voorzien van een uniek nummer. De struiken werden gefotografeerd in noordelijke richting, de GPS-coördinaten vastgelegd in Amersfoort-coördinaten. De foto’s werden genummerd overeenkomstig de tags.
Vak 33 is 6,7 hectare groot en aangeplant in 1969 met voornamelijk Fijnspar, aangevuld met Douglasspar en Sitkaspar. Ongeveer vijftien à twintig jaar geleden is het vak weer gekapt om de heide te vergroten. Dit gebeurde gefaseerd en met de hand (motorzagen). De bodem kan destijds wel wat omgewoeld zijn doordat machinaal de overblijvende takken op hopen werden geschoven. Er stonden toen absoluut geen jeneverbesstruiken!
Ervaringen
Als er al sprake is van vraatschade dan is die schade zeer beperkt. Vraatschade leidt in dit gebied niet tot dood of zichtbare achteruitgang van de jeneverbes. Wel is er sprake van veegschade. De jeneverbes reageert sterk op vegen door schapen en reeën, waardoor de tak vaak afsterft.
In het vak werden geen dode jeneverbesstruiken aangetroffen. De meeste jeneverbessen lijken meer dan tien jaar oud. Alleen 1244 en 1245 zijn nog behoorlijk jong. Heel jonge zaailingen van enkele centimeters zijn niet aangetroffen. (December 2012, H. Barendsen)
2012 – Drouwenerzand
Goed nieuws! Er zijn al 285 zaailingen aangetroffen op het Drouwenerzand. Het Drouwenerzand, een natuurgebied van Het Drentse Landschap, is één van de terreinen die meedoet aan het jonge plantenonderzoek. Hoewel de kartering van de zaailingen nog niet helemaal voltooid is zijn er nu (november 2012) al 285 zaailingen op de kaart gezet. Met de verjonging in het Drouwenerzand lijkt het dus wel goed te zitten. Het is de bedoeling dat alle zaailingen de komende jaren gevolgd worden om meer te weten te komen over effecten van vraatschade en allerlei omgevingsfactoren op de overlevingskansen van jonge jeneverbessen. Deze basisinventarisatie maakt dat nu mogelijk. (November 2012, Bertil Zoer).
1975 – Onderzoek verjonging jeneverbes
Al in de 70-tiger jaren van de vorige eeuw onderzoek naar verjonging van jeneverbes
Zeer recent kreeg ik het stagerapport uit 1978 van Jaap Breek onder ogen. Hij heeft in 1975 en 1976 als stagiaire van Prof. J.J. Barkman onderzoek gedaan naar ‘De kiemingsecologie van Juniperus communis L. Ook in die periode was er sprake van weinig verjonging van jeneverbes in de Drentse en Overijsselse jeneverbesstruwelen.
Doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de kiemingsecologie van jeneverbes en in de factoren die een rol spelen bij het doorgroeien van kiemplant tot een jonge plant. In 1975 is een kiemplanten onderzoek opgezet met zowel veldproeven als kweekproeven. Veel aandacht werd besteed aan bodemgegevens, vegetatie en strooisellaag. Er werden Poolse en Nederlandse bessen gebruikt, waaruit bleek dat de Poolse bessen aanmerkelijk kiemkrachtiger waren.
De resultaten van de veldproeven waren teleurstellend, al na enkele zomerse dagen stierven vele jonge kiemplanten door verdroging. In de kweekproefopstellingen is wel kieming opgetreden, deze kiemplanten werden beregend. Het droge voorjaar van 1976 heeft echter bijna alle kiemplanten doen verdwijnen.
Er is naast deze proeven nog uitvoerig gekeken naar natuurlijke verjonging in het veld. Binnen een vijftal biotopen was er een groot verschil in jonge planten. Kieming vindt plaats in bijna alle biotopen maar in de zuid naalden zijn geen jonge planten waargenomen. Veel kiemplanten sterven af na enkele zomerse dagen. De overlevende jonge jeneverbesplanten hebben een voorkeur voor west, noord of oost hellingen. Opmerkelijk is nog dat er in het veld vrijwel geen kieming op kale zandige bodems voor kwam, maar juist wel in strooisel- en mossubstraten van circa 10 centimeter dikte. In leemhoudend zand kiemden jeneverbessen beter dan in mineralenarm stuifzand.
In 1977 zijn de proefvlakken nog een keer bezocht. Door de droge zomer van 1975 en de extreem droge zomer van 1976 waren vrijwel alle kiemplanten verdwenen.
Dank aan de heer Jaap Breek voor het beschikbaar stellen van zijn stagerapport. En aan het plezierige gesprek en het bezoek aan het Dwingelderveld op 8 juli j.l.
Albert Kerssies, Beilen, 20 juli 2021.
Jonge jeneverbessen op het Dwingelderveld (foto Albert Kerssies, 2021)